Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945

 

Artikel 59
1
De periodieke uitkering of de garantie-uitkering wordt, met uitzondering van de op grond van artikel 10 vastgestelde grondslag, opnieuw vastgesteld:
a
wanneer de uitkeringsgerechtigde of zijn echtgenoot de 65-jarige leeftijd bereikt;
b
wanneer de uitkeringsgerechtigde in het huwelijk treedt of zijn huwelijk wordt beƫindigd door echtscheiding of overlijden van zijn echtgenoot;
c
wanneer de uitkeringsgerechtigde duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot gaat leven;
d
wanneer een kind of pleegkind van de uitkeringsgerechtigde meerderjarig wordt;
e
wanneer toepassing wordt gegeven aan artikel 18, eerste lid;
f
wanneer er sprake is van bedrijfsbeƫindiging door de uitkeringsgerechtigde of zijn echtgenoot;
g
wanneer de uitkeringsgerechtigde aanspraak maakt op de betaling uit een nieuwe bron van inkomsten, of
h
wanneer de uitkeringsgerechtigde geen aanspraak meer kan maken op de betaling uit een bron van inkomsten, tenzij hij het vervallen van die aanspraak heeft bewerkstelligd.
2
Het eerste lid, onder g en h, is van overeenkomstige toepassing op de inkomsten van de echtgenoot van de uitkeringsgerechtigde, voor zover die inkomsten de hoogte van de periodieke uitkering of de garantie-uitkering, bedoeld in artikel 8, mede bepalen.
3
De beschikking, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt genomen binnen 13 weken nadat de noodzakelijke gegevens ter kennis van de Raad zijn gebracht.
4
Hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in het eerste of tweede lid te veel dan wel te weinig is uitbetaald, wordt door de Raad teruggevorderd of verrekend dan wel nabetaald. De terugvordering kan in door de Raad te bepalen termijnen plaatsvinden.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •